Bonbonniere

Het adres van de ‘Bonbonniere’ – achter de comedie – verraadt precies wat de functie is geworden van deze voormalige jezuietenkerk na de verbouwing tot schouwburg in 1789. Een vroeg voorbeeld van functioneel hergebruik van kerkelijk onroerend erfgoed in Maastricht.

In 1614 bouwden de Jezuïeten een klooster en kerk gewijd aan Petrus en Paulus op deze plek in het hart van het Maastrichtse stadscentrum. De architect was de Jezuïet Petrus Huyssens sj (1577-1637); de bouwstijl was barok. Er waren slechts twee barokke kerken in de stad; naast de Bonbonnière, deze van oorsprong Jezuïetenkerk, was dat de Augustijnenkerk, in Maastricht beter bekend als de ‘Awwe Stiene’, gelegen aan de Kesselskade. De plattegrond van de voormalige Jezuïetenkerk bezat slechts één langwerpig schip met een tongewelf. Het gebouw is opgetrokken uit Sichener mergelsteen op een plint van Naamse hardsteen. Aan de westzijde zijn nog de pilasters te zien, die de gevel in drie traveeën verdelen; daar zijn ook nog de gebeeldhouwde consoles te zien die een rijk geprofileerde kroonlijst dragen. Van het originele barokke kerkinterieur is aan de binnenzijde niets meer te zien, behalve een Dorisch fries met guirlandes aan de westelijke binnengevel.

In 1789 werd de kerk verbouwd tot schouwburg voornamelijk voor de officieren van het garnizoen. Bouwmeester was Matthias Soiron (1748-1834). Soiron had dwars door het gehele kerkschip een verdiepingsvloer aangebracht. Boven die vloer was de theaterzaal, op de begane grond werd een Redoutezaal gecreëerd, een conciergerie een een ‘koffijhuis’. Het koor werd verbouwd tot trappenhuis, waarmee de entree werd verplaatste naar de oostzijde. In oktober 1789 werd er voor het eerst gespeeld in het theater. Het waren voornamelijk Franse gezelschappen die er optraden; de officieren van het garnizoen waren in alles Frans georiënteerd. De beroemde Franse acteur Fabre d’ Eglantine, die een rol zou spelen in de Franse Revolutie, trad zelfs op in de stadsschouwburg.

De verbouwing en exploitatie van de stadsschouwburg gingen gepaard met enorme financiële perikelen. Die perikelen bleven het bestaan van de stadsschouwburg tot de opheffing na de bouw van het Theater aan het Vrijthof (ca 1990) kenmerken. Dat was te wijten aan het ontbreken van een theatercultuur in Maastricht – niet bij de officieren van het garnizoen overigens – en ook doordat het gebouw voor oneigenlijke doeleinden werd gebruikt, bijvoorbeeld als militair magazijn.

In de negentiende eeuw werd de theaterzaal verbouwd door de Luikse architect Julien Etienne Rémont (1879) en kreeg de zaal een neo-barokke aankleding naar voorbeeld van de Brusselse Muntschouwburg. Sedertdien werd de stadsschouwburg genoemd: Bonbonnière. Opmerkelijk in het interieur is het plafond naar ontwerp van Charles Eyck, maar ook het door Gèr Boosten beschilderde brandscherm voorstellende de god Prometheus die het vuur brengt naar de stad Maastricht. Aan de voorgevel is een bronzen sculptuur te bewonderen van Desirée Tonnaer, getiteld Maskerade.

Terug naar overzicht