NS Centraal Station

Twee Heraldische leeuwen met schilden in graniet liggen waakzaam op de luifel boven de hoofdingang tot het centraal station van Maastricht. Het station ligt monumentaal aan het eind van de zichtlijn door de ‘percee’. Dat was de naam voor de chique fin-de-siecle wijk die tussen de oude maasbrug en het station tot stand kwam.

Er waren in de negentiende eeuw vier spoorlijnen naar Maastricht: sinds 1853 het spoor naar Aken, sinds 1856 de spoorlijn naar Hasselt (met de spoorbrug over de Maas eveneens uit 1856) en vanaf 1861 het spoor naar Luik en tenslotte sedert 1865 het spoor naar Venlo. De lijn naar het noorden Roermond-Venlo werd het laatst aangelegd; daaruit blijkt dat Maastricht ook al in de negentiende eeuw in eerste instantie gericht was op communicatie met België en Duitsland en niet speciaal met ‘Holland’. Het belangrijkste deel van het spoor was aanvankelijk bestemd voor het vervoer van goederen, pas later namen reizigers een belangrijker aandeel in het vervoer per spoor. Er waren drie stations, allemaal in Wyck; dat waren het station van de ‘Grand Central Belge’ van de Belgische spoorlijnen en de stations van de Staatssporen, Wyck I en Wyck II. Deze stations lagen buiten de vestingwerken zo’n tweehonderd meter noordelijker dan het huidige Centraal Station op enige afstand van de vesting. De stad mocht pas na 1867 zijn vestingwerken afbreken. De stations mochten slechts worden gebouwd in hout of in een soort vakwerkbouw, zodat ze in geval van een belegering van de stad snel konden worden afgebroken. Waar nu het Centraal Station ligt, lag vroeger een overweg.

Het station (thans genoemd Centraal Station Maastricht) werd in gebruik genomen op 7 mei 1915. Het was het eerste ’echte’ station van Maastricht. Door gemeentelijke herindeling in 1907 kreeg de stad een 32 hectare grote strook grond van voormalig Meerssens grondgebied voor het spoorwegemplacement. Daarop kon een monumentaal station worden gebouwd op de plek waar vroeger een overweg lag, pal voor de villa Wyckerveld gebouwd voor Eugène Regout in 1882. Het station werd gebouwd in 1914-1915 naar ontwerp van ingenieur G.W. van Heukelom (1870-1953). Het fungeerde als kopstation en tevens als doorgangsstation. Voor de kopfunctie kreeg het station drie lange perrons met (hier voor het eerst gebruikt in Nederland) een overkapping in gewapend beton. Dat was een ontwerp van A.H. van Rood. De overkapping bestond uit één enkele rij pijlers met een balklaag en een licht hellend dak. Helaas is die unieke overkapping gesloopt.

Voor de doorgangsfunctie werd het oostelijk gelegen perron achter het hele gebouw doorgetrokken. Aan de kant van de kopperrons is het gebouw het breedst, omdat de architect een aantal utiliteitsruimtes dichtbij de reizigersstroom wilde situeren. De trapgevels zijn aan deze kant gericht naar de aankomende reizigersstroom. Aan de voorkant van het station is de trapgevel monumentaal gericht naar de Stationsstraat. De ranke toren aan de rechterzijde van het hoofdgebouw markeert de overgang van publieksruimten naar personeelsruimten, die verder naar het zuiden gelegen waren. De zuidelijke bouw van het station is laag en was zodanig gerekt dat de entree tot de hal exact in het midden van het hele bouwwerk lag. Door de bouw van De Colonel, het hoge kantoorgebouw aan het Stationsplein, is de centrale positie van de entree opgeheven.

Het uit geschakelde volumes gebouwde station heeft een sterk accent op de overheersende lengte as. De toren is door middel van een tussenbouw verbonden met het hoofdgebouw. Het complex is opgetrokken uit rode baksteen op een granieten plint.

Het exterieur van het gebouw is uitgevoerd in Hollandse neorenaissance stijl. Het interieur van de enorme stationshal doet onmiddellijk denken aan de Amsterdamse Beurs van Berlage. We zien invloeden van de architectuur van Berlage terug in de open kap van de hal, de ruimtelijke openheid, de vorm van de zuilen, het gebruik van graniet in combinatie met baksteen, schoon metselwerk met accenten in geelgroen geglazuurde baksteen. De stationshal was toentertijd een van de grootsten in Nederland met bogen en galerijen in natuur- en baksteen. Oorspronkelijk waren de gebrandschilderde ramen van de hand van J.L. Schouten uit Delft. Ze zijn in de oorlog helaas verloren gegaan door een bominslag. In 1949 ontwierp Charles Eyck 22 nieuwe ramen met, op instigatie en gefinancierd met een subsidie van de Maastrichtse burgemeester Michiels van Kessenich, de wapens van de toenmalige 23 Limburgse gemeenten.

In de oorspronkelijke passage naar de perrons is tussen de verbindingsbogen een tegeltableau ontworpen door Edmond Bellefroid te zien. Dat was een geschenk van De Sphinx ter gelegenheid van het honderdjarige bestaan van de Spoorwegen (1939). De leeuwen op de luifel zijn ontworpen door W. Brouwer (1877-1933); ze werden gekapt door S.J. Tempelman (1875-1963) met medewerking van de Maastrichtse beeldhouwer Charles Vos.

Interessant is het seinhuis op het spoorwegemplacement. Het werd gebouwd in 1932-1933 naar een ontwerp van architect Sibold van Ravesteyn(1889-1983). Het moderne busstation kreeg in 1983 een overkapping naar ontwerp van architect Bert van Bunningen. Het station werd in 1984 verbouwd; toen werd een nieuw perroneiland aangelegd. Een deel van de zuidelijke laagbouw van het originele station is in de vroege jaren 2000 afgebroken om plaats te maken voor ‘De Colonel’. Dit enorme bouwwerk is van de hand van de Berlijnse architect Hans Kolhoff en kwam in 2005 tot stand in een opvallende post-modernistische stijl. Het gebouw bestaat uit drie aaneengesloten onderling toegankelijke delen met een parkeergarage onder alle drie de gebouwen. De laagbouw telt vijf verdiepingen, de toren heeft vijftien verdiepingen. De toren is naar voren geplaatst als antwoord op het naar voren springende bouwdeel van het originele station uit 1915 en daarmee besluit de toren niet alleen het langgerekte plein, maar geeft het ondanks het grote oppervlak en de licht megalomane vorm ook een zekere beschuttende intimiteit. Opvallend is de colonnade aan de voorzijde van De Colonel aan het Stationsplein. Die roept herinneringen op aan de klassieke colonnades in Italiaanse Renaissance steden. De bestrating van het plein voor De Colonel is in natuursteen uitgevoerd en roept associaties op met de vierkante pleinen in de Zuid Europese steden. Per slot is Maastricht de meest Europese van alle Nederlandse steden met zuidelijke allure!

Terug naar overzicht