Onze-Lieve-Vrouwebasiliek

In de boog rond de entree tot de laat gotische merodekapel aan het Onze-Lieve-Vrouweplein staat een tekst: ga hier niet voorbij zonder te zeggen ave maria. Talloze Maastrichtenaren geven gehoor aan die oproep en branden een kaarsje in de kapel voor het genadebeeld van sterre-der-ze. De kapel is de entree tot de Onze–Lieve-Vrouwebasiliek.

Op de plek waar Sint Servatius omstreeks 380 een kapel stichtte, waar later de bisschopskerk van Maastricht zou verrijzen, staat nu de basiliek van Onze–Lieve-Vrouw ten Hemelopneming, beter bekend als ‘Sterre-der-Zee’ of (onder Maastrichtenaren) als ’Slevrouwe’. De eerste keer dat de kerk werd vermeld, heeft betrekking op de stichting van een crypte door de Luikse Prinsbisschop Balderik II (1008-1018). Slevrouwe werd geleid door een kapittel en de kanunniken werden benoemd door de Luikse Prinsbisschop, een van de twee heren van Maastricht. Het kapittel werd opgeheven in 1797. In 1837 werd de kerk als parochiekerk in gebruik genomen. Deze taak nam ze over van de naast Slevrouwe gelegen Sint-Nicolaaskerk, die bij de OLV kerk hoorde, zoals de Sint-Jan bij de Sint-Servaaskerk behoorde. De Sint-Nicolaaskerk werd in 1837 afgebroken. Het oudste deel, de robuuste westbouw met zijn twee stevige traptorens en zijn kleine ramen, dateert van rond 900 en biedt de strenge aanblik van een fort. Enkele grote steenblokken in de zuidelijke traptoren herinneren de bezoeker eraan dat de kerk ligt in het hart van wat ooit Romeins Maastricht was: ze zijn afkomstig van de muur rondom de kleine Romeinse nederzetting Mosae Trajectum.

De kerk heeft drie schepen, een dwarsschip en twee pseudotransepten naar Noord-Italiaans voorbeeld. Het smalste pseudotransept sluit aan bij de westbouw en breedste is in het middendeel van de kerk te zien.

De oost-crypte onder het verhoogde priesterkoor heeft vier beuken en bezit enkele zuilen uit de elfde eeuw en twaalfde-eeuwse zuilen met sobere kubuskapitelen. De kerk bezit – heel bijzonder – nog een tweede crypte: ook aan de westzijde is een verhoogd koor met daaronder een crypte met drie traveeën. Het Romaanse koor met de halfronde apsis en zijn opvallende dubbele rij zuilen is het hoogtepunt in het interieur. Het priesterkoor heeft een kooromgang met een galerij die berust op zuilen met de prachtigste gebeeldhouwde Romaanse kapitelen met scènes uit het Oude Testament, uit de middeleeuwse Bestiaria en thema’s rond deugd en ondeugd. Het zogeheten ‘Heimokapiteel’ is een zeldzaam voorbeeld van naamsvermelding, waarschijnlijk van het beeldhouwersatelier van zekere Heimo, die mogelijk uit Noord-Italië afkomstig zou kunnen zijn. Het kapiteel stelt een knielende man voor die Maria een model van de kerk aanbiedt. De zuilen uit kalksteen en mergel werden in de negentiende eeuw door Cuypers zwart geverfd.

Pierre Cuypers, de Roermondse architect en kampioen van de neogotiek, leidde een uitgebreide restauratiecampagne tussen 1887 en 1917. Bij die gelegenheid werd de hele apsiswand opnieuw uit kolenzandsteen opgetrokken. Gelukkig heeft Cuypers de originele geleding van de apsiswand in drie horizontale zones gehandhaafd. Alleen het beeldhouwwerk is, op enkele originele Romaanse kapiteeltjes na, in Cuypers’ atelier gekopieerd.

De zuidelijkste van de twee oostelijke torens is de Barbaratoren. Daarin werd oudtijds het stadsarchief bewaard, waaronder de Alde Caerte (1284), het document waarin de tweeherigheid van Maastricht was vastgelegd.

De kerk bezit een beroemd orgel. Het is gemaakt door de Maastrichtse orgelbouwer André Severin en dateert uit 1652. De orgelkast en de fraaie beschilderde luiken zijn in de stijl van de barok uitgevoerd.

In de pandtuin van de kerk is een Romeins torenfundament gevonden, terwijl in de schatkamer een kostbare collectie reliekhouders, liturgische gewaden en gebruiksvoorwerpen van de achtste tot en met de twintigste eeuw wordt geëxposeerd. In het interieur van de kerk zijn twee bijzondere beelden te bewonderen van de ‘bildsnider’ Jan van Steffeswert: een Anna-te-drieën en een Christoffelbeeld daterend uit het eind van de vijftiende eeuw. De kerk werd in 1933 door paus Pius XI tot basilica minor verheven.

In de Mérodekapel, de entree tot de kerk, die aan het eind van de vijftiende eeuw werd aangebouwd ten noorden van het westwerk, ziet men een voortreffelijk Romaans reliëf genaamd ‘De eed op de relieken’. Het stelt een adellijke leenman voor die trouw zweert aan zijn leenheer, de koning; zij hand rust op en zuiltje waarop relieken onder een doek verborgen liggen.

Alle aandacht gaat in deze kapel uiteraard uit naar het genadebeeld van de Sterre-der-Zee; na Sint Servaas is dit beeld de tweede stadsdevotie van Maastricht. De Maastrichtse bisschop, Sint Lambertus, is de derde en het Zwart Kruis van Wyck de vierde stadsdevotie.

Het beeld van Sterre-der-Zee behoorde toe aan de Minderbroeders die een klooster hadden in de Sint-Pieterstraat. Het houten beeld is van Duitse makelij volgens het type ‘Schöne Madonna’ en is te dateren circa 1410. Rond dit miraculeuze beeld ontstond een grote (nog steeds zeer levendige) volksdevotie, die zelfs de verering van stadspatroon Sint Servaas naar de kroon stak. Sedert 1903 staat het beeld opgesteld in de Mérodekapel. Hier gaat haast niemand voorbij zonder het lieflijke Madonnabeeld te groeten: Ave Maria.

Terug naar overzicht